Grootschalig betekent simpelweg dat er op heel veel plekken één bepaalde oplossing wordt gebruikt. In Denemarken wordt in heel het land en in veel woonwijken en dorpen gebruik gemaakt van warmtenetten. Kleinschalig betekent weinig gebruik van een bepaald oplossing. In Nederland bijvoorbeeld, hier zijn ongeveer 17 actieve aardwarmte systemen, meestal in glastuinbouw maar soms in combinatie met woningen waaraan restwarmte wordt verkocht.
GGN streeft naar een grootschalige toepassing van aardwarmte in woonwijken. Dit kan het beste door de hoeveelheid huizen per warmtebron te beperken. Het voordeel is dat de aardwarmte ook daadwerkelijk ter plaatse wordt gebruikt. Daarom is de benodigde hoeveelheid warmte uit één aardwarmte bron beperkt maar optimaal.
De warmtevraag in een buurt is niet zo geconcentreerd als dat voor bijvoorbeeld in de glastuinbouw. De warmtevraag is uitgespreid, over een woonwijk. Dus een oplossing uit de glastuinbouw is niet ideaal voor toepassing in woonwijken. Het is inefficiënt door warmteverlies en een uitdaging als het gaat om leveringszekerheid.
Denemarken is al verder met het gebruik van warmtenetten. Ook het gebruik van publiek toegankelijke kredietverstrekkers die een afschrijving van 45 jaar accepteren en betrokkenheid van bewoners (met inspraak) is daar al veel meer ingeburgerd. In Indonesië en IJsland is het gebruik van aardwarmte de normaalste zaak van de wereld mede omdat de ondergrond, door actieve vulkanen, daar heel erg warm is en men uit relatief ondiepe putten al stoom kan halen waarmee elektriciteit wordt opgewekt. De stoom uit de aarde kom ook nog eens “vanzelf” naar het aardoppervlak.
Niet in Nederland, hier moet warm water omhoog gepompt worden en wordt veel toegepast in de glastuinbouw. Dit heeft te maken met het type geothermie dat in Nederland tot nu toe is ontwikkeld.
In Nederland gaat het om zogenaamde laag-enthalpie warmte, in de volksmond dus warm-water en niet stoom. Stoom wordt hoog-enthalpie warmte genoemd. Met stoom uit de ondergrond kan heel goed elektriciteit worden opgewekt zoals dat ook in een elektriciteitscentrale gebeurt.
Conventionele verwarming met als warmtebron een centrale verwarming die gestookt wordt op aardgas werkt op een temperatuurverschil van 20°C. Water wordt met aardgas verwarmd tot 60°C waarmee, door de uitstraling van radiatoren, een ruimte verwarmd. De retour temperatuur is typisch 40°C en daardoor zou een aanvoertemperatuur van 65°C uit een warmtenetwerk ruim voldoende zijn. Dit wordt in Nederland een midden-temperatuur warmtenet genoemd. Dus bestaande woningen zijn uiterst geschikt voor aardwarmte van 65°C (dat komt overeen met een diepte van 1.800m onder het maaiveld). Een warmtenet voor midden-temperatuur is vele malen goedkoper dan voor heet water of restwarmte. Een besparing op de kostprijs voor de consument is zo eenvoudig te realiseren.
Er moet eigenlijk een betere balans komen tussen de wens van de consument en het aanbod van “buitenaf". De Momenteel redeneert men nog te vaak vanuit de leverancier kant.
De Energiewet (2025) geeft wijkbewoners nu veel mogelijkheden die juridisch verankerd zijn en waarin rechten/plichten zijn gewaarborgd. Er is nu een keuze om warmte van ‘buitenaf’ en de warmte ’in eigen beheer’ te overwegen. Dus een keuze tussen wat een aanbieder je voorrekent en wat bewoners gezamenlijk zelf uitrekenen. Dat is ook de keuze tussen grootschalig (lokaal) tegenover kleinschalig van veraf.
Cookies maken je ervaring beter
Wij gebruiken cookies om je ervaring te verbeteren, onze website optimaal te laten functioneren, en gepersonaliseerde inhoud te bieden. Door op 'Accepteren' te klikken, ga je akkoord met ons gebruik van cookies. Wil je meer weten of je voorkeuren aanpassen? Klik dan op 'Bekijk voorkeuren'.